Ontdek meer tools, producten en oplossinge
.jpeg)
Elefant
De Panzerjäger Tiger(P) - Sd.Kfz. 184, beter bekend als Ferdinand en later aangepast tot Elefant, was een Duitse tankjager uit de Tweede Wereldoorlog. Deze werd vooral gebruikt aan het oostfront. De Elefant is in het Westen bekend geworden door zijn inzet in Italië na de geallieerde landingen aldaar. Zijn oorspronkelijke naam was gebaseerd op de voornaam van de ontwerper Ferdinand Porsche.
Ontwikkeling Ferdinand
De Ferdinand was oorspronkelijk een prototype voor wat later de Tiger I zou worden. Porsche had al een voorserie geproduceerd en voorbereidingen getroffen voor de bouw van nog meer voertuigen. Toen bleek dat zijn versie werd afgewezen, werd op 22 september 1942 besloten negentig rompen om te bouwen tot een tankjager met het krachtige 88mm PaK 43/2 Lang 71 kanon, hetzelfde dat later bij de Tiger II toegepast zou worden. Op 30 november was een houten model op ware grootte klaar. Op 19 maart 1943 werd het eerste prototype, serienummer 150010, getoond aan Hitler. In de maanden april en mei werden de negentig serievoertuigen afgeleverd door de Nibelungenwerke in Sankt Valentin, serienummers 150011 tot en met 150100. De Porscherompen, waarop ook nog drie bergingstanks, Bergetiger(P), bestemd voor een Tigerbataljon gebouwd zijn, vormen zo een unieke en uitzonderlijk kleine serie van Duitse chassis.
Beschrijving
Porsche had erg zijn best gedaan om bij de productie van zijn prototype voor de zware Tiger allerlei innovatieve technieken te gebruiken. Zo waren er twee motoren en maakten die gebruik van een petro-elektrische aandrijving waarbij de benzinemotor[2] via een generator een elektromotor aandrijft. Dit verhoogt het koppel, iets wat erg nuttig is bij een zware tank. Een nadeel is dat zo'n overbrenging snel doorbrandt bij te sterke belastingen. Een andere vernieuwing was dat de zes loopwielen per zijde per paar geveerd werden door een korte torsiestaaf die naast de wielen in de lengte was aangebracht. Een torsiestaafophanging is erg betrouwbaar, maar neemt meestal ruimte in beslag op de bodem van de romp wat de hoogte vergroot. Dit nadeel werd door Porsches innovatie vermeden; maar deze schiep wel het nieuwe nadeel dat de vering minder goed was, wat de snelheid nadelig beïnvloedde. Die was toch al niet te hoog want het chassis werd veel zwaarder belast dan eerst voorzien: zo'n 65 in plaats van 55 ton. De motoren werden van achteren naar het midden van de romp verplaatst. Vooraan was een aparte ruimte voor de chauffeur en de seiner. Achterop was een enorme bak van vijftien ton gebouwd met de gevechtsruimte voor vier man — commandant, schutter en twee laders — om het krachtige kanon te bedienen. Daardoor maakte het hele voertuig een erg massieve indruk. In feite was het echter niet zo heel erg groot. De echte oorzaak van het hoge gewicht was het met bouten aanbrengen van vijf ton extra bepantsering op de voorkant van de romp, waar 100 mm pantserplaten de dikte nog eens verdubbelden. Deze maakten de Ferdinand tot het zwaarst bepantserde gevechtsvoertuig van 1943. De in feite niet al te ruime opbouw, ook van voren met 200 mm bepantserd, maakte maar een domping mogelijk van 8°, zodat het moeilijk was op hellingen rompgedekte posities te vinden. Daar stond tegenover dat het type in 1943 vrijwel immuun was voor alle antitankwapens.
Inzet van de Elefant
Alle Elefanten werden nu geconcentreerd in schwereHeeresPanzerjägerAbteilung 653 die vanaf 24 februari 1944 in Italië werd ingezet. Men moest op bevel van Hitler het bruggenhoofd van Anzio aanvallen, zodat het voertuig opnieuw fout werd ingezet. In april ging men alweer terug naar het oostfront. In de herfst waren er nog maar zo weinig voertuigen beschikbaar dat een aparte schwereHeeresPanzerjägerKompanie 614 werd opgericht en het 653e zelf overschakelde op de Jagdtiger. De laatste ongeveer veertien voertuigen werden tot het einde van de oorlog tegen de Russen ingezet — de laatst bekende inzet van een Elefant vond plaats bij Zossen in Brandenburg, toen het Rode Leger Berlijn al dicht genaderd was. Toen bestond de compagnie ook al niet meer: Kampfgruppe Ritter, een noodeenheid, had de vier laatste nog rijklare voertuigen in dienst genomen.
Bemanning 6
Lengte 8,14 m
Breedte 3,38 m
Hoogte 2,97m
Gewicht 70 ton
Pantser en bewapening
Pantser 200 mm
Hoofdbewapening 88mm PaK 43 L/71
Secundaire bewapening 2 x 7,92mm MG34
Motor 2 x Maybach HL 120 TRM / 12-cilinder / 265-300hp
Snelheid (op wegen) 20-30 km/u
Rijbereik 150 km (over wegen), 90 km (terrein)
Jagdpanther
De Jagdpanther ("Jachtpanter") was een tankjager gebouwd door nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog op het chassis van de Panther.
Ontwikkeling
Een zware tankjager gebaseerd op het 88 mm Pak 43-kanon en het Panther-tankchassis werd op 2 oktober 1942 besteld als ontwerp Sd.Kfz. 173. Dit kanon was een bijzonder effectief antitankwapen dat de potentie had Duitsland een voorsprong te geven in de wedloop tussen pantsering en vuurkracht; maar het was zo groot dat het niet eenvoudig in de toren van bestaande voertuigen kon worden geïnstalleerd. Er zou een aparte tank geproduceerd worden die het kanon droeg: de Tiger II, maar die was te duur om in zeer grote aantallen gefabriceerd te worden; daarom koos men voor de oplossing gemechaniseerd geschut te gebruiken, zonder draaibare toren. De Nashorn gebruikte het chassis van de Panzerkampfwagen IV maar was te licht bepantserd; de Elefant was te zwaar en gecompliceerd. Het chassis van de Panther was echter ideaal. De productie begon in januari 1944; op datzelfde moment stelde Hitler, aan wie het prototype op 16 december gepresenteerd was, Jagdpanther als naam vast.

Beschrijving
Om het grote kanon te kunnen plaatsen werden de zijkanten van de Panther verbreed. Hierdoor ontstond een grote gevechtsruimte die een lager profiel had. Het kanon was een antitankkanonversie van hetzelfde 88mm-kanon als de Tiger II; daarnaast was er een MG34-machinegeweer in de voorkant voor nabijverdediging. Men beschouwde de Jagdpanther als een goede machine, die efficiënter was dan zijn tegenhanger bij de tanks, de Tiger II. Beide werden door het trefzekere hoofdwapen in staat gesteld veel vijandelijke voertuigen te vernietigen. Het enige nadeel van de Jagdpanther was de beperkte traverse van het kanon (naar links en rechts) maar dit was minder relevant in het verdedigende gevecht dat Duitsland toen meestal voerde. Het voordeel was dat het voertuig dezelfde krachtige motor had als de Tiger II maar wel twintig ton lichter was: zijn mobiliteit op het slagveld was dus superieur. Omdat het voertuig gebaseerd was op het bestaande Pantherchassis was er geen aparte logistieke ondersteuning nodig en de hoeveelheid vereist onderhoud was daardoor veel geringer. Het lagere profiel zorgde ervoor dat de tankjager makkelijker gecamoufleerd kon worden en minder opviel in een hinderlaag.
Productie en inzet
Er werden ongeveer 413 Jagdpanthers geproduceerd: 226 in 1944 en 187 in 1945. Ze bewapenden schwere Panzerjäger-Abteilungen ("Zware Antitankbataljons") en dienden vooral op het westfront, en in de laatste maanden van de oorlog ook aan het oostfront. Ze werden voor het eerst aan het front ingezet tegen het Normandische bruggenhoofd waar de Duitse schwere Panzerjäger-Abteilung 654 initieel acht (later 25) Jagdpanthers inzette tegen Britse eenheden. Op het eind van de oorlog werd de Jagdpanther ook aan reguliere tankeenheden toebedeeld, om het tekort aan tanks te compenseren.
Bemanning 5
Lengte 6,90 m
Breedte 3,40 m
Hoogte 2,70 m
Gewicht 50,15 ton
Pantser 80 mm (voorkant), 100 mm (kanonmantel)
Hoofdbewapening 88 mm Pak 43/3 of 43/4
Secundaire bewapening 1×7,92 mm MG34 mitrailleur
Motor Maybach HL230 P30 (V-12 benzine)
Snelheid (op wegen) 46 km/u
Rijbereik 250 km
Jagdtiger
De Jagdpanzer VI Jagdtiger Ausf. B, Sd.Kfz. 186, was een Duitse tankjager uit de Tweede Wereldoorlog.
Ontwikkeling
De Jagdtiger was niet de eerste Duitse tankjager die op het slagveld verscheen, er waren al eerder van dit soort voertuigen gebouwd, meestal een antitankkanon op het onderstel van een Panzerkampfwagen. Dat waren eerst Panzerjäger met een open opbouw. De Jagdtiger was echter een Jagdpanzer met een gesloten opbouw, net als de Jagdpanther.
Terwijl de PzKpfw VI Ausf.B Königstiger (of Tiger II) nog in ontwikkeling was, werd al voorzien dat het hoofdvoordeel van deze tank, het bezit van het krachtige 88 mm Lang 71 kanon, weer ten dele tenietgedaan zou worden door dreigende tekorten aan het wolfraam dat nodig was om de speciale subkaliberpenetratoren van de meest krachtige pantsergranaten van te maken. Hierom werd in februari 1943 besloten dit te compenseren door het installeren van een kanon van groter kaliber: de 128 mm PanzerAbwehrKanone 44 Lang 55. Het was echter onmogelijk dit nog in een toren op het chassis in te bouwen; er moest dus een nieuw voertuig worden ontwikkeld, in de vorm van een gemechaniseerd geschut.
In 1943 werd het ontwerp van de Jagdtiger getekend. Op 20 oktober 1943 werd een houten model op ware grootte getoond. In februari werden twee casco's afgeleverd. Het eerste prototype was echter pas in mei 1944 klaar. Dat gebruikte nog een Porscheophanging als bij de Ferdinand, maar nu met vier paar loopwielen geveerd door in de lengterichting liggende torsiestaven. Het tweede werd goedgekeurd voor massaproductie en had de standaardophanging van de Tiger II in een verlengde romp. In feite werden nog tien andere voertuigen bij Henschel met het Porschesysteem uitgerust. Een bestelling werd gedaan voor 150 voertuigen; daarna moest, volgens een besluit uit oktober, de productiecapaciteit gebruikt worden voor de Panther. In januari 1945 werd deze beslissing herzien en moest de productie worden voortgezet. In mei 1945 werd de productie gestaakt. Er waren toen maar 88 stuks gebouwd. De totale productie beliep 51 stuks in 1944 (inclusief de 2 prototypes) en 37 stuks in 1945.[bron?] De laatste 4 werden uitgerust met het 88 mm Lang 71 kanon, wegens tekorten aan elevatiemechanismen voor het 128 mm kanon; en werden Panzerjäger Tiger mit 88mm Pak 43/3 (Sf) Sd.Kfz.185 genoemd.
Beschrijving
Bij het omwerken van een normale tank tot een gemechaniseerd geschut is het vaak mogelijk tot een zekere gewichtsbesparing te komen.[bron?] Bij de Jagdtiger was dat zeker niet het geval. De opbouw werd nog zwaarder gepantserd dan de voorkant van de Tiger II: 250 mm in plaats van 185 mm. Daarbij was die opbouw zeer breed, en vormde hij één geheel met de zijkanten van de romp. Dit alles was nodig om het enorme 128 mm kanon een plaats te geven. Het gevolg was dat de Jagdtiger bij de standaardversie met een 26 cm langere romp 70,6 ton woog. Het is daarmee het zwaarste gevechtsvoertuig met een vlakbaangeschut dat ooit operationeel geweest is. De kortere Porscheversie woog nog altijd 68 ton. Het type was dus nog zwaarder overbelast dan de Tiger II waarvan het motor en transmissie deelde. De betrouwbaarheid was daarom erg slecht.
Hier stond niet eens een duidelijk sterkere bewapening tegenover, want het PAK44 128 mm Lang 55 kanon bleek in feite tot op middellange afstand een slechter doorslagvermogen te hebben dan de 88 mm Lang 71. Pas na 1500 meter begon de lichtere 88 mm granaat zo sterk door de luchtweerstand afgeremd te worden dat de doorslag lager lag, maar zelfs op 2000 meter was het verschil maar zestien millimeter: 132 tegenover 148 mm. Krupp stelde voor een Lang 66 128 mm kanon voor de Jagdtiger te bouwen maar daar is het niet van gekomen. Ondanks een bemanning met twee laders was de vuursnelheid laag en de munitievoorraad bedroeg slechts veertig granaten. Eigenlijk was de Jagdtiger dus een mislukt ontwerp dat alleen maar diende voor propagandadoeleinden en om schwere Panzerjägerabteilung 653 een bij haar naam passend wapen te geven, nu er geen Ferdinands meer gebouwd werden.
